Lepelaarplassen

Deze plassen zijn ontstaan door zandwinning voor de dijkaanleg. Het is een gebied wat overwegend begroeid is met Wilgenbos.
In het midden van het gebied bevindt zich een grote plas waar een een kleine kolonie blauwe reigers en een aalscholverkolonie gevestigd is. Vroeger was hier ook een Lepelaarkolonie, waarnaar de plassen vernoemd zijn. Deze lepelaarkolonie is vermoedelijk door  het oprukken van de stad, de recreatieve druk en mogelijk ook door het jagen van de vos verdwenen. De blauwe reiger- en aalscholverkolonie zijn vanuit de schuilhut erg goed te zien. Regelmatig staat de hut vol met fotografen die de ijsvogel willen vastleggen die vaak vlakbij op een stok gaat zitten. De schuilhut is te bereiken via het fietspad dat tegenover het Natuur- en Informatiecentrum ‘De Trekvogel’ begint.
Aan het begin van dit fietspad ligt een open veld, dat het ‘Trekvogelveldje’ wordt genoemd. In het zomerhalfjaar zijn hier regelmatig zilverreigers, ganzen en steltlopers te zien. In het vroege voorjaar foerageert er soms een Beflijster en in de winter overwinteren hier Waterpiepers. Bijzondere soorten die hier (ooit) gezien zijn: Zwarte Ibis, Witstaartkievit, Kwak, Griel, Roodmus, Roodkopklauwier, Ortolaan, Zwartkopgors, Amerikaanse Smient, Krekelzanger, Buidelmees, Koereiger en Steppevorkstaartplevier.
In het gebied de Lepelaarplassen wordt door de Vogelwacht maandelijks geteld (zie activiteiten/tellingen). Zo hebben we een goed inzicht in welke vogels hier en in de aangrenzende gras- en rietlanden voorkomen. De checklist kunt u hieronder raadplegen. Dan weet u welke vogels u kunt verwachten afhankelijk van het jaargetijde en wat de kans daarop is.

Checklist Lepelaarplassen 1998 tm 2013

De schuilhut bevindt zich in atlasblok 26-21-44.